“Geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij”
Vijfde paaszondag – Apokalyps 21,4
Ik denk dat ze het melancholisch noemen. Als je regelmatig terugdenkt aan gebeurtenissen die voorbij zijn en deze je tot op de dag van vandaag ten diepste beroeren of een sterk gemis in je wakker maken. Van kleinsafaan heb ik dit soort verdriet altijd aanwezig geweten. Even sterk als de vreugde om te leven. Het ene is voor mij zelfs onlosmakelijk met het andere verbonden. Want wat ik mis, is waar ik van hou.
In een zeker opzicht heb ik dus niet zo graag dat het oude voorbij is en zou ik het liever dichtbij willen houden. De bijbelse schrijver van het boek Apokalyps denkt daar anders over. Wellicht moest hij veel ergere dingen doorstaan dan ik en had de rouw, het geween en de smart veel te veel de bovenhand genomen en geen ruimte meer gelaten voor de vreugde.
En toch heeft hij het ook nog over iets anders. De verteller in Apokalyps spreekt niet perse over het verleden. Met ‘het oude’ verwijst hij naar het geheel van het wereldse systeem waarin je niet kan ontkomen aan pijn, waarin mensen lijden overkomt en ze het ook mekaar aandoen. Het boek Apokalyps stelt de komst van een nieuwe hemel en aarde in het vooruitzicht, waarin niets nog aanleiding zal geven tot rouw, geween of smart.
Het lijkt niet van deze wereld. En dat is wellicht precies wat het is. Ik voel me vaak leven in ‘het oude’, maar wel heel erg verlangen naar bezieling door ‘het nieuwe’. En vaak glipt dat nieuwe zo bijna onopgemerkt binnen in het oude. Op die manier kan zelfs een van mijn melancholische verwijlingen een toegangsweg zijn om het nieuwe in het oude blijvend te koesteren en er kracht uit te putten.

Geef een reactie