“Gij hebt de oude mens met zijn gedragingen afgelegd“
Kolossenzen 3,9 – Achttiende zondag door het jaar
We wandelen over de dijk in Oostende. Met aan de ene kant de rustgevende zee. Aan de andere kant veel volk in de brasserieën en toeristische kraampjes. Op het pleintje aan het casino staat ook een grote groep verzameld. Nog een ‘sport aan zee’-aerobics, neem ik eerst aan. Maar dit is anders. Te midden van alle drukke uitbundigheid wordt mijn ziel geroerd wanneer ik L’enfer van Stromae hoor klinken. Wanneer we naderen, zie ik hoe mensen iets van de hel in hun hoofd en hart naar buiten laten in expressieve bewegingen. Omstanders kijken ontroerd toe.
Het lijkt er voor mij op dat ze een stukje van hun oude mens afleggen. Iets van hun pijn, van dat wat hen kwelt, wat ze los willen laten. En ze zijn met velen. Ze herkennen mekaar in hun oude mens. Ze willen iets nieuws.
De Kolossenzenbrief vervolgt de zin met “En gij hebt u bekleed met de nieuwe mens”. Ik weet niet of alle dansende mensen al toe waren aan deze fase. En er stonden er ook nog veel rondom de dansgroep, geraakt door al die ‘oude mensen’ die nieuw willen worden en herkenning vindend, maar nog niet overtuigd of voldoende krachtig om los te laten. Ook wij stonden op een afstandje. Al slapend in de buggy, ontroerd starend of wat afwachtend omdat de andere wou blijven staan.

Geef een reactie