“Want al wie zichzelf verheft, zal vernederd
en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden.”
Lucas 14,11 – 22ste zondag door het jaar
“Ik wil graag op mijn tipjes dansen, mama!” Ze verwijst naar de tippen van haar tenen en loopt door de kamer in een balletpak dat ooit nog van mij was. Binnenkort mag ze met haar vriendinnetjes naar een proefles in de balletschool.
Het valt me op hoe groot ze is, zo op de toppen van haar tenen. In diverse geledingen van onze maatschappij klinkt er vaak een aanmoediging om jezelf groot te maken, jezelf te laten zien en liefst ook te laten horen. Eigenlijk zit daar vaak een angst onder verborgen. Want wie zichzelf niet groot maakt, riskeert om niet gezien te worden.
Het bijbelse vers van afgelopen zondag wil deze angst wegnemen. Bij uitstek de mensen die zichzelf kleinhouden of die zich door toedoen van anderen in een vernederde positie bevinden, zullen door God (en al wie geloof stelt in Hem?) gezien worden, zo zegt Lucas. De tekst belooft ook een stukje herstel van rechtvaardigheid: al wie zich op onrechtvaardige wijze verheft boven een ander zal daarin worden teruggedrongen.
Maar Lucas troost niet alleen; hij daagt ook uit. De oproep om ‘zichzelf te vernederen’ heeft iets weerzinwekkend en mag zeker niet gelezen worden als een aanmoediging om zichzelf onrecht aan te doen. Ik interpreteer de woorden eerder als een uitnodiging om af en toe ook eens ‘klein’ te leren zijn.
En dat is in de praktijk toch wel moeilijker dan gedacht. Want hoe vaak voel ik mezelf ook niet op de tippen van mijn tenen lopen. Niet om te dansen. Wel om alles te beredderen en dus ook onder controle te houden. Altijd groot willen zijn, kost veel energie. Wat een vreugde kan het zijn om ook gewoon klein te mogen zijn. En om dan te mogen ervaren dat iemand/Iemand anders dan jijzelf jou op de een of andere manier verheft.

Geef een reactie