Lampjes

Het zal met het Rijk der hemelen zijn als met tien meisjes die met hun lampen uittrokken, de bruidegom tegemoet.

Matteüs 25,1 – Weeklezing

‘Kijk, de lampjes gaan aan, mama!’, zegt een verwonderd stemmetje. We lopen bij valavond doorheen de Efteling. De drukkende warmte van de dag wijkt stilaan voor een wat aangenamere gevoelstemperatuur. De sprookjesachtige lantaarnpalen langs de kronkelpaden en enkele levensechte elfjes die Mara-Lea wenken, brengen ons alle drie even in magische sferen. Misschien nog niet het Rijk der hemelen. Maar alleszins een aards voorproevertje, iets van een zorgeloos en geborgen moment.

De bovenstaande zin uit het Evangelie van Matteüs deed me eraan terugdenken. Al zet dit vers me meteen ook terug met beide voeten op de grond. Want niet al de tien meisjes zullen voldoende olie bijhebben om hun lamp te laten branden totdat ze bij de bruidegom zijn, zo verhaalt de parabel verder. Vijf van hen zijn immers vergeten om extra olie mee te nemen. Ze komen uiteindelijk te laat op het bruiloftsfeest en de bruidegom laat hen niet meer binnen.

Het lijkt alsof het Rijk der hemelen niet voor iedereen is weggelegd. Maar nergens staat dat de vijf meisjes zonder extra olie er niet opnieuw op uit kunnen trekken. Zo lang als mensen erop uittrekken om de Bruidegom te ontmoeten, blijft ook het hemelse Rijk in zicht. Zo lang er gezocht en gehoopt wordt, is er ruimte om te ontdekken wat er nodig is om de eigen lamp blijvend te laten branden. En om dan in verwondering rond te kijken. Naar al die andere lampjes.

Al hinkelend

“Hoe lang blijft ge nog op twee gedachten hinken?”

1 Koningen 18,21

Zorgen om een ziek kindje maakten dat het afgelopen Pinksterweekend wat aan me voorbij ging. In de hoop dat het eigenlijk op elk moment van het jaar Pinksteren kan zijn, probeer ik in de buurt te komen van de geschonken Geest en Hem niet over maar door me heen te laten waaien. De eerste lezing op deze doordeweekse woensdag helpt me daarbij.

Aan het woord is de profeet Elia, op een moment dat het niet goed gaat met Israël. Hun land lijdt onder droogte. Niet alleen letterlijk, maar ook symbolisch. Israëls band met de HEER is wat opgedroogd. Ze zijn het vertrouwen kwijt in hun God en laten zich meer en meer leiden door een andere god, die de tekst omschrijft als Baäl. “Hoe lang blijft ge nog op twee gedachten hinken?”. Met die vraag stelt Elia het volk voor de keuze om hetzij voor God, hetzij voor Baäl te kiezen.

Ik voel me zelf ook vaak in de schoenen van Israël staan. Hinkend op twee gedachten. Niet goed wetende welk spoor te volgen. Steeds aftastend welke weg de meest levengevende is. Zoekend en verlangend naar Gods antwoord. Al zou ik zelf ook liever in wat meer eenduidigheid leven, hinkelen is soms de enige weg. En met wat vertrouwen, is het ook een boeiende weg. Dat lijkt me alvast een geestkrachtige boodschap om door te geven.

Hinkelpad aan Mara-Lea’s schoolpoort.