Boos

“Toen Jezus zag hoe Maria weeklaagde en hoe ook de Joden die haar vergezelden weeklaagden, ontstak Hij in toorn en wond zich op.”

Johannes 11,33 – Vijfde zondag in de veertigdagentijd

Er zijn dingen die me heel boos kunnen maken. Boos op anderen, maar ook boos op mezelf. Het is een vervelende emotie. Waar ik over mijn verdriet en angsten nog wel iets kan delen met anderen, ligt dat moeilijker met mijn boosheid. Ze houdt me gevangen in mezelf, duwt anderen zelfs bijna letterlijk van me weg.


Hoe troostend is het dan om te lezen dat ook Jezus wel eens boos werd. In het lange evangelieverhaal over de opwekking van Lazarus wordt Jezus zelfs twee keer kwaad. Hij wordt kwaad omdat de mensen in zijn tijd niet geloven wat Hij zegt. Al van bij de bekendmaking van Lazarus’ ziekte had Jezus beloofd dat Lazarus niet de dood zou vinden. Maar iedereen ziet het tegendeel gebeuren en gedraagt zich naar dit afscheid.


Jezus had zich bij het horen en zien van dat ongeloof in zichzelf kunnen keren, de mensen boos kunnen ontvluchten. Maar dat doet Hij niet. Integendeel, Hij zoekt de gemeenschap op. Hij is niet beschaamd om zijn boosheid, maar deelt ze vrijmoedig. Hij laat er zich door aanvuren en laat zien dat zijn Woord waar is.


Jezus bevrijdt zo niet alleen Lazarus uit de dood, maar verlost ook de weeklagende gemeenschap uit hun ongeloof. Wellicht kan Hij ook de zwachtels losmaken die mij nog met de gevangenschap van mijn boosheid verbinden. Kom jij ook mee naar buiten?

Een andere kijk

Want God ziet niet zoals een mens ziet;
een mens kijkt naar het uiterlijk,
maar de Heer naar het hart.

1 S 16,7 – Vierde zondag in de veertigdagentijd

Vorige week zaterdag versierden Mara-Lea en ik een paastak. We konden toen nog niet weten dat moeke net in die avond zou overlijden. En toch voelde het achteraf niet vreemd aan dat we die tak zo kleurrijk hadden versierd. Eerder bijzonder. Ook moeke hield van kleur. Van het leven. En ze zou weldra nog meer Leven tegemoet gaan.

Het lot treft velen van ons met klein en groot ongeluk, met pijn en verdriet. Zonder voorspelbaar patroon. Om bang van te worden.

Maar God heeft meestal een andere kijk op de dingen dan wij. Zelfs door de dood heen acht Hij leven mogelijk. Hij treft ons nooit lukraak, maar kiest ons heel gericht en persoonlijk uit. Niet om bang te maken, maar om houvast te vinden. Te midden van al wat overkomt.

De kleurrijke paastak liet ons delen in die andere kijk. Ze bracht dichterbij wat veelal ongrijpbaar is.

Bij de bron

“Heer, geef mij van dat water, zodat ik geen dorst meer krijg en hier niet meer moet komen om te putten.”

Johannes 4,15 – Derde zondag in de Veertigdagentijd

Na een lange strijd en toch nog onverwacht zette moeke in de afgelopen week haar laatste fase in. Nu eten nog maar amper lukt, vraagt ze geregeld om het weinige drinken dat nog kan.

Terzelfdertijd is zij het die te drinken geeft aan al de Samaritaanse vrouwen die voor even of bijna aanhoudend naast haar bed zitten. Ze zijn als levend water, al die laatste kleine uitwisselingen in woord en gebaar, in liefde.

Soms zit je net daar waar je nooit zou willen komen het dichtst bij de bron.

Veranderd

“Hij werd voor hun ogen van gedaante veranderd: zijn gelaat begon te stralen als de zon en zijn kleed werd glanzend als het licht.”

Matteüs 17,2 – Tweede zondag in de Veertigdagentijd

“Hoe zal ik er later uitzien, mama? Dan ben ik toch niet meer hetzelfde? Ga ik er dan anders uitzien in mijn gezichtje? En hoe ga jij er dan uitzien?” In haar kleine hoofdje lijkt Mara-Lea soms al bezorgd om de toekomst. Ze houdt van hoe het nu is. Het voelt veilig. Verandering voelt anders aan en vreemd.

Zouden ook Petrus, Jakobus en Johannes het zo ervaren hebben toen ze Jezus voor hun ogen van gedaante zagen veranderen? Matteüs en Lucas geven geen reactie van de leerlingen weer bij het zien van Jezus’ transformatie, maar volgens Marcus werden ze door schrik bevangen. Een voorbode van het verdriet dat hen weldra te wachten zou staan als Jezus sterft aan het kruis?

En toch wil de hele scène niet afschrikken, maar net het tegenovergestelde doen. Bemoedigen en doen hopen. Jezus staat er stralend en glanzend. Dat beeld helpt me om de toekomst positief tegemoet te zien. Ook al weet ik dat er in het leven ook trieste dingen kunnen gebeuren met de mensen die ik het allerliefst zie. Dat het gevoel van veiligheid en geborgenheid je ontnomen kan worden en dat dit je wereld voorgoed verandert.

Er bestaat ook iets als geborgenheid ondanks verandering. Aan Mara-Lea zei ik alvast dat ik – wat er ook gebeurt met ons gezicht – haar stralende oogjes altijd zal blijven herkennen. “Mijn oogjes kunnen goed kijken omdat ze blauw zijn,” besloot ze zelf.

Afblijven

“God heeft alleen gezegd: van de vruchten van de boom, die midden in de tuin staat moogt ge niet eten; ge moogt ze zelfs niet aanraken; anders zult ge sterven.”

Genesis 3,3 – Eerste zondag in de veertigdagentijd

Het zou Valérie kunnen zijn. Die eerste vrouw die enkele vruchten plukt uit de boom van kennis van goed en kwaad en ze daarna ook met haar man deelt. Met als gevolg dat ze onherroepelijk zullen sterven.

Hoe vaak zit ik ook niet in die boom te plukken. Zelf op zoek naar een uitzuivering van wat nu een goede of slechte volgende stap zou kunnen zijn. Lijstjes makend met voor- en nadelen. Vervolgens toch nog onherroepelijk terecht komen in een spiraal van gepieker. En dan ook nog de mensen om me heen in mijn onrust meenemen.

Het is moeilijk om erop te vertrouwen dat er maar één Iemand is die goed en kwaad ultiem van mekaar kan onderscheiden. Om mezelf over te geven en toe te vertrouwen aan God. Het is een dagelijkse opdracht om Hem en niet mijn eigen redeneervermogen in het midden van mijn levenstuin te zetten.

In de komende veertigdagentijd wil ik mezelf er een beetje in oefenen om af te blijven van de vruchten waar ik toch niet bij kan. Weg van het willen bemeesteren van situaties die me toch te boven gaan. En misschien helpt die stop aan teveel malen in mijn hoofd mij ook wel om beter af te blijven van koekjes en chocola.

Gekibbel

Wijs elkaar terecht:
dan maakt ge u niet schuldig aan de zonde van een ander.

Leviticus 19,17 – Zevende zondag door het jaar

Ergernissen kunnen zich soms opstapelen. In de periodes dat er weinig tijd is om elkaar te zien en er veel stress is, heb ik nogal een korte lont en is een bekgevecht met Gerd snel gemaakt. Ik voel me er nadien vaak slecht bij. Er zijn immers zoveel ergere dingen dan al die kleine ergernissen.

Het uitgelichte bijbelcitaat laat me wat milder naar al ons gekibbel kijken. Het verschijnt binnen een context waarin de gemeenschap van Israël wordt opgeroepen om zich te spiegelen aan de heiligheid van God. Als je je leven naar God wil richten, dan moet je elkaar soms ook terechtwijzen, zo stelt Leviticus. Want anders blijf je met een vervelend gevoel zitten, zal je misschien zelfs haat of wrok gaan koesteren tegenover je medemensen, zo gaat de tekst verder. En dan word je als het ware meegezogen in het kleine kwaad dat de ergernis veroorzaakte.

Ik moet me erin oefenen om het soms op een minder explosieve manier te doen. Maar voor nu voel ik me toch getroost dat het niet erg is om mijn frustraties er af en toe uit te laten. Dan blijven ze niet in mij woekeren. Dan worden ze niet groter dan ze waren. Dan is er terug ruimte voor nieuwe verbinding en groei. En gelukkig heb ik iemand naast mij die mij in dat alles verdraagt.

Ontloken leven

“Vóór de mensen liggen het leven en de dood,
en wat een mens behaagt, wordt hem gegeven.”

Sirach 15,17 – Zesde zondag door het jaar

In de voorbije week ruimden we de afgestorven bladeren op in onze tuinperkjes. Pas toen die weg waren, ontdekten we met veel blijdschap dat er al heel wat frisse scheutjes aan nieuw leven klaarstonden. Niet veel later ontloken er enkele sneeuwklokjes. Het was de eerste keer dat ze hun kopjes lieten zien sinds we ze een tweetal jaar geleden plantten. En dat maakt ze extra bijzonder, want ik weet nog dat we ze samen in de grond stopten in een voor mij moeilijke tijd.

Tijdens het opruimen van de tuin lagen zowel de dood als het leven voor ons. En we kozen voor het leven. Ook te midden van die moeilijke tijd twee jaar geleden had niets me gedwongen om in de herfst veel bloembollen te planten. En toch koos ik ook toen voor het meest levengevende. Dat de sneeuwklokjes een jaar extra nodig hadden om zich te tonen, doet niets af aan hun levenskracht.

Veel dingen overkomen ons. Tussen leven en dood lijken we zo vaak speelballen van het lot. Terzelfdertijd doet deze bijbelse zin mij verbinding maken met al die kleine en grote momenten waarin ik wél een keuze kon maken. Soms desondanks alle beperkingen die de realiteit naar voor schoof en die te nemen waren. Sommig leven kan maar ontluiken wanneer je er ook echt voor kiest.

Ik wil die momenten koesteren. In de hoop dat ze me de volgende keer ook weer die moed geven om te kiezen. In de hoop dat ik ook dan weer iets mag ervaren van Gods bevrijdende kracht.

Als een stad op een berg

“Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op een berg ligt!”

Matteüs 5,14 – Vijfde zondag door het jaar

In het Evangelie van komende zondag vergelijkt Jezus zijn leerlingen met een stad op een berg die zich niet verborgen kan houden. Op het eerste zicht klinkt de uitgelichte zin heel evident. Iets wat op een berg ligt, is inderdaad van ver te zien en kan niet anders dan in het zicht liggen.

Mensen uit Jezus’ tijd verbonden de stad op de berg wellicht ook automatisch met Jeruzalem, gelegen op de berg Sion. De heilige stad waar Gods tempel had gestaan. De plek waarvan men geloofde dat zijn aanwezigheid er het sterkst voelbaar was. Nu de tempel er niet meer is, worden Jezus’ leerlingen er als het ware aan herinnerd dat zij zélf de verblijfplaats van God zijn.

En dat troost ook mij. Dat ik zelf een stukje van die stad mag zijn en blijven. Ook als ik het verknoei. Dat God zich zelfs dan niet zal verstoppen, maar zich misschien bij uitstek op die momenten meer dan ooit zichtbaar zal tonen als uitzicht- en oriëntatiepunt in mijn landschap.

Beachy Head, Zuid-Engeland, 2018

De noveenkaars

“Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden.”

Matteüs 5,4 – Vierde zondag door het jaar

De voorbije week op het werk was er een die getekend werd door treurnis en verlies. Iemand deelde over de moeilijke weg die hij de komende tijd zou moeten gaan. Een schoonbroer en papa van vier kinderen werd plotseling weggerukt uit het leven. Een dierbare collega sliep zachtjes in na een moedige strijd.

Sinds het begin van de week staat er een noveenkaars in het midden van onze gezamenlijke eettafel. Hij brandt dag en nacht. Ik ging er een paar keer bij zitten en tuurde gewoon naar het licht.

Misschien voelde ik me wel een beetje zoals de leerlingen die boven bij Jezus op de berg gingen zitten, zoals Matteüs het beschrijft. Want zonder woorden beloofde deze kaars mij ook dat er getroost zal worden. Dat er alleszins veel mensen zijn die willen troosten. Dat er hoop leeft op een bovenmenselijke troost voor het onmetelijke verdriet.

De vaak niet zo zichtbare kwetsbaarheid was plots heel openlijk midden onder ons. Maar zo was ook het Licht.

Dorp van troost

“Hij liet Nazaret achter zich en ging wonen in Kafarnaüm, aan het Meer van Galilea, in het gebied van Zebulon en Naftali.”

Matteüs 4,13 – Derde zondag door het jaar

De zin die ik vandaag uit het Evangelie voor komende zondag licht, is er eentje waar je gemakkelijk overheen zou kunnen lezen. Terzelfdertijd wekt hij nieuwsgierigheid. Want waarom is het zo belangrijk om al deze namen hier te vernoemen? Ze bleven op de een of andere manier aan me trekken.

Kafarnaüm betekent in het Hebreeuws ‘dorp van troost’. Is het een plek die Jezus troost brengt na zijn beproeving in de woestijn en nadat Hij verneemt dat Johannes de Doper gevangen werd genomen? Of is het een dorp dat een troost wordt voor velen net omdat Jezus er gaat wonen? In elk geval is het de plaats waar Jezus zijn eerste leerlingen zal roepen om vissers van mensen te worden.

Het dorp van troost krijgt nog meer betekenis wanneer de achtergrond over Zebulon en Naftali mee doorklinkt. In het Oude Testament zijn deze twee gebieden immers gekend om hun halfslachtigheid op godsdienstig vlak. Dat komt omdat beide gebieden nauw in contact stonden met niet-Israëlitische bevolkingsgroepen en hun inwoners vaak ook Fenicische of Syrische goden vereerden.

Met Kafarnaüm kiest de Zoon van God dus om te wonen in een gebied waar men God niet altijd even nabij voelde. En net op die plaats zal Jezus zelfs zijn eerste leerlingen vinden. Hij transformeert het ‘Galilea van de heidenen’ – zo worden Zebulon en Naftali wel eens samen genoemd – tot een ‘dorp van troost’.

De namen die aan mij bleven trekken, hebben intussen iets van hun rijkdom aan me prijsgegeven. En ik vraag me af waar mijn eigen Kafarnaüm is. Uiteindelijk besef ik dat het niet zozeer één specifieke plek hoeft te zijn. Dit ‘dorp van troost’ kan overal aanwezig komen, als ook Jezus een van de genodigden is.

Kafarnaüm, ruïne © Wikimedia