“De wan heeft Hij in zijn hand om zijn dorsvloer grondig te reinigen
en de tarwe te verzamelen in zijn schuur,
maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.”
Lucas 3,17 – Derde zondag van de advent
Bovenstaande zin bleef mij de afgelopen week intrigeren. Nochtans las ik er meestal liever overheen. Vaak interpreteert men de dorsvloer immers als een verwijzing naar Gods volk, bestaande uit ‘goede mensen’ (de tarwe) en zij die het verkeerde pad bewandelen (het kaf). Deze laatsten zal het volgens de metafoor niet goed vergaan. Het opgeroepen strenge beeld van de verwachte messias valt dan ook moeilijk te rijmen met de vredige kerststallen en -taferelen in deze dagen. Maar iets in mij wil ze toch met elkaar verzoenen.
Wat als de dorsvloer niet alleen een heel volk, maar ook het wezen van ieder van ons persoonlijk zou symboliseren? Dan verschijnt Jezus in dit Evangelievers als iemand die heel bekwaam is in het voor zichzelf onderscheiden van wat voedinggevend (de tarwe) en wat onverteerbaar en onvruchtbaar (het kaf) is. Als iemand die ook mij helpt om onherroepelijk los te laten wat het eigen of andermans welzijn niet langer dient. Als iemand die op die manier bevrijding bewerkt in het diepste van mijzelf. En laat net dat de grondbetekenis van Jezus’ naam zijn: ‘God redt’.
Maar durf ik mezelf wel op die dorsvloer begeven? Ik kan er wel over denken, schrijven en het willen, maar voel ook bij mezelf hoe moeilijk het is dit in praktijk te brengen. Alsof het me aan die ene fundamentele stap ontbreekt om me in overgave toe te vertrouwen. Alsof ik het kaf dat me eigenlijk niet langer dient, toch heel moeilijk los kan laten. Omdat ik me zonder kaf zo naakt voel. Omdat datzelfde kaf me ooit ook heeft beschermd en deed uitgroeien tot de persoon die ik nu ben. Maar misschien is de tijd nu rijp om zonder kaf door het leven te gaan? Omdat niet het kaf, maar alleen Hij mij ultiem beschermt?
Onlangs nam ik een moeilijke beslissing op het werk. Wat niet langer verteerbaar was, riep om te worden losgelaten. En dat doet pijn, want het was me dierbaar. Maar terzelfdertijd kwam de tarwe veel beter in het vizier. En daarmee ook het verlangen om in die kostbare schuur voortaan nog meer mensen en activiteiten te verzamelen die elk op hun manier een stukje meer verlossing brengen te midden van het dagdagelijkse leven.
Ik kijk naar het kerststalletje van Dick Bruna onder onze kerstboom, dat er ook wat uitziet als een schuur. Met de kleine Verlosser – die doorheen en zeker aan het einde van zijn leven zowat alles zou dragen wat voor mensen onverteerbaar is – er middenin.

Geef een reactie